?, I. -- (1454) Den Bosch Heer Willem Grebber was van 1452 tot 1454 vice-cureit van de St.Jan. Als vicecuratus stelde hij op 10 november 1452 ook het testament op van Yda, dochter van Dirc Batenzoen, inwoonster van Den Bosch. In een akte van Gerit van Grotel (nr.155) daterend van 9 september 1453 wordt heer Willem genoemd als capellanus van de St.Jan. Hij nam toen de biecht af van zijn parochiaan Jacop van Kessel alvorens deze ten overstaan van Gerit van Grotel zijn testament maakte. Op 20 september 1454 werden de protocollen van heer Willem samen met die van heer Jan Eyckman (nr.104) toegewezen aan Engbrecht Smeeds (nr.123). In de commissie-akte van de officiaal worden beiden omschreven als: "Domini quondam Johannes Eyckman et Wilhelmus Grebber, publici sacra imperiali auctoritate notarii, presbiteri dum vixerint, necnon plebani seu vicecurati ecclesie Sancti Johannis Evangeliste de Buscoducis, Leodiensis diocesis." Volgens deze akte waren dus beide vice-cureiten tevens notaris hoewel van heer Willem Grebber verder geen notariële activiteiten bekend zijn. 1) Heer Willem moet omstreeks 15 september 1454 zijn overleden. Op 16 september ontstond tussen de kerkmeesters en het kapittel van de St.Jan namelijk een geschil over zijn begrafenis. Het kapittel had besloten om heer Willem Grebber, viceplebanus van de St.Jan, in de kerk te begraven hoewel hij daarvoor zelf blijkbaar geen beschikkingen had getroffen. Er werd derhalve toestemming gevraagd aan Ghijsbrecht Haeck, één van de kerkmeesters van de St.Jan, om heer Willem "die zich tot zijn dood zozeer had opgeofferd voor zijn kerk en parochianen" in de St.Jan te mogen begraven. Ghijsbrecht Haeck vroeg zich echter af wie de kerkrechten dan zou betalen. De rechten van heer Jan Eyckman, die op 28 augustus was overleden, waren immers ook nog niet betaald. Later die dag droegen de vice-deken en het kapittel hun kapittelnotaris, heer Jan Amelrijcx (nr.5), op om Ghijsbrecht Haeck en zijn collega Wouter Vuchs te verzoeken hun standpunt ter kapittelvergadering te komen toelichten. De kerkmeesters antwoordden hem echter: "Wij en willen niet comen inden capittel, wij en staen onder den capittel niet. Willen u heren ons yet seggen, comen voir ons heren off voir die stat ende seggen ons aldair dat si segghen willen." De kanunniken waren echter evenmin bereid om voor de schepenen of het stadsbestuur te verschijnen en besloten om Jan van Nystelroede, de grafdelver, dan maar zonder toestemming van de kerkmeesters opdracht te geven heer Willems graf te graven. Deze antwoordde echter dat hij dat graag zou doen maar dat de kerkmeesters het hem verboden hadden. Deken en kapittel tekenden daarop ten overstaan van heer Jan Amelrijcx protest aan. De afloop van het conflict is onbekend. 2)
|
Noten | |
1. | Schutjes, Geschiedenis, IV 310; Bijsterveld, Laverend, I 327 nr.2637, vgl. II 348 nr.2848; Bijlage II 123.4, 155.5; Tabel 3.2, nr.29. |
2. | Bijlage II 5.16; Schutjes, Geschiedenis, V 241; Van der Vaart, "Bouwgilden", 17. |